De afgelopen weken heb ik ze allemaal afgelopen. De Avance, de Shoes in the Box, de Brantano, de Verduyn, de Ken, de Mach 3, de Mano, de New Paris Londres, de Berca, en gisteren ook nog eens de Torfs, de France Arno en nog wel een stuk of wat andere schoenwinkels erachteraan. In mijn kielzog een bewonderenswaardig geduldige Youri, die mij ondertussen al zo vaak “het zijn geen zulke” had horen zeggen dat het niet meer te tellen viel op de vingers van alle winkelmeisjes van alle bezochte schoenwinkels samen. Eerlijk is eerlijk: als de rollen omgekeerd waren en ik Youri was en Youri mij, dan was ik hem uit pure frustratie en ongeduld zeker al te lijf gegaan met een vlijmscherpe pumphak. Maar niet Youri. Youri zegt dingen als “je gaat er wel eens vinden, lilith”.
En vinden deed ik ze.
Gisteren rond een uur of vijf in de winkelstraat van Oostende, meerbepaald. Blij dat ik was: omdat de bottekes die tot op dat moment alleen in mijn hoofd hadden bestaan werkelijk door iemand gemaakt waren. Omdat schoenwinkel Maury ze had ingekocht en op ooghoogte in hun etalage had geplaatst, for me to see. Omdat Youri het glansrijke moment zou mogen meemaken dat ik ze kocht, na al die weken achter mijn gat lopen, en omdat hij zou inzien dat ik geen lastige schoenenkoopster was, maar iemand die kan wachten op het juiste moment en het juiste paar geweldige rooi bottekes. Omdat het model even perfect was als de kleur. Geen bordeauxrood of rozerood, maar knalrood met een ronde top en een goede hiel. Snakkend naar adem zei ik tegen Youri dat ik me ervan bewust was dat de bottekes van mijn dromen niet bepaald goedkoop waren, maar dat dit wel DE BOTTEKES VAN MIJN DROMEN waren. En hoeveel keer kom je die tegen in je leven? Eén keer? Twee? Sommige mensen waarschijnlijk nooit!
Een half uur later liep ik met een lip tot op de grond door de winkelstraat van Oostende. Zonder de bottekes van mijn dromen. Mijn droom was bloederig aan stukken geslagen door een kutverkoopster en de boodschap dat ze die “enkellaarsjes” enkel nog in maatje 38 hadden, alle andere waren onmiddellijk uitverkocht. Even had ik overwogen om ze toch te kopen en mijn slagschepen maat veertig met eeuwenoude chinese inbindtechnieken in te snoeren, maar ik koos uiteindelijk voor plan B: de winkel uitstappen en twintig minuten aan een stuk kwade dingen roepen over bottekes en voor het ongeluk geboren en kutverkoopsters en altijd hetzelfde! Wat een mooi moment had moeten worden was veranderd in een complete anticlimax zonder bottekes. Op de weg naar huis was ik er zo het hart van in dat mijn maag aanvoelde alsof iemand er een houten klomp tegen had gegooid.
“Maar hey“, doorbrak Youri de oorverdovende stilte in de zilvergrijze bolide. “Als je morgen nu eens naar een andere Maury zou bellen om te kijken of ze ze daar niet meer hebben?” Ik knipperde even met mijn wimpers. Geniaal was het! Ik vond het het beste idee dat ik de laatste jaren had gehoord. Ik had hem wel kunnen zoenen, zo fenomenaal fantastisch vond ik Youri op dat moment, en dat kwam goed uit want hij is al een paar jaar mijn leaf, en die mag je zoenen zoveel als je wil.
Bij thuiskomst ging ik aan de slag met blaadjes en opzoekingswerken en stylo’s, en rond een uur of negen kon ik wel gillen van de spanning omdat ik alle telefoonnummers van alle Maury’s van het land had verzameld, klaar om mijn zoektocht naar de rooi bottekes voor eens en voor altijd af te ronden. Ik was er zo klaar voor. Het zou me lukken, en ik zou zeer binnenkort door het leven gaan als het meisje met de extreem geweldige rooi bottekes.
Maar dan kende ik mezelf nog niet.
“Youri?” fluisterde ik gisterenavond, toen we al eventjes in bed lagen.
“Ja?“, klonk het van aan de andere kant van ons bed.
“Ik ga ze toch niet kopen geloof ik, de bottekes.”
“Ik heb eigenlijk al een paar botten, en het zijn ook goede.”
Toen werd het even stil in onze slaapkamer.
Dat die jongen mij nog niet vermoord heeft in mijn slaap, ik snap er werkelijk geen snars van.